Glucosamine en chondroïtine vormen een waardevolle kombinatie in de behandeling van gewrichtsklachten. Elk van deze stoffen is op zichzelf al effektief - en dit is in talloze studies aangetoond - maar samen bereiken zij wezenlijk méér, dan men als de som van hun afzonderlijke werkingen zou verwachten.
Glucosamine
Glucosamine is een sterk gekoncentreerde aminosuiker. Een jong, gezond lichaam kan zelf glucosamine aanmaken uit de voeding. Glucosamine is een belangrijke bouwsteen voor kraakbeen, pezen, banden, botstrukturen, bindweefsel en aderwanden. Bovendien is het betrokken bij het herstellen en het weer opbouwen van beschadigd kraakbeen in de gewrichten en de wervelkolom. Glucosamine kan in het lichaam verwerkt worden tot makro-molekulen, de zgn. mukopolysachariden. Deze zijn noodzakelijk voor de aanmaak van alle glijdende en veerkrachtige lagen, dwz. voor het kraakbeen in de gewrichten en voor de synoviale vloeistof (gewrichtssmeermiddel).
Glucosamine en de daaruit gevormde makromolekulen dragen ertoe bij, dat de synoviale vloeistof in de gewrichten en in de wervelkolom weer zijn normale samenstelling krijgt en dat beschadigd kraakbeen hersteld wordt.
Chondroïtine
In het kraakbeen van de gewrichten bevinden zich geen bloedvaten. Het kraakbeen betrekt alle voedingsstoffen, die nodig zijn om de kraakbeenmassa in stand en soepel te houden, uit de gewrichtsvloeistof. Wanneer een gezond gewricht beweegt, wordt deze vloeistof door de ontstane drukverschillen in een eb- en vloed-beweging gelijkmatig over het gewricht verdeeld. Op die manier krijgt het kraakbeen een regelmatige en toereikende aanvoer van voedingsstoffen. Is er reeds sprake van arthrose, dan is het kraakbeen in de gewrichten meestal droog en bros. Het kraakbeenweefsel kan dan de vloeistof nog slechts beperkt absorberen en opslaan, zodat er een tekort ontstaat en klachten als pijn en beperkte mobiliteit verergeren. Chondroïtine kan de aanvoer van gewrichtsvloeistof verbeteren, omdat het als een soort vloeistof-magneet werkt, die ertoe bijdraagt dat de voedende vloeistof in de gewrichtsspleet doordingt. De negatief geladen molekuul-ketens zijn in staat de kleinste holten in het kraakbeen van de gewrichten tot in de diepste lagen met gewrichtsvloeistof te vullen en zodoende de voeding van het weefsel te verbeteren.
Naarmate het lichaam ouder wordt, verliest het de mogelijkheid om chondroïtine, resp. glucosamine uit het voedsel op te nemen. Bovendien is onze moderne voeding meestal arm aan chondroïtine en glucosamine. Dientengevolge ontstaat er een tekort, dat ertoe kan leiden dat de op zich taaie gewrichtsvloeistof dun en waterig wordt en dat het kraakbeen in de gewrichtskapsels krimpt en bros wordt. Dit kan een afbraak van de kraakbeenlagen veroorzaken en tot ontstekingen van de gewrichten, zwellingen, stijfheid en pijnen leiden. De moderne geneeskunde verklaart deze veranderingen als slijtageverschijnselen. In werkelijkheid gaat het in de meeste gevallen echter om insuficiëntie-verschijnselen, die door het regelmatig innemen van glucosamine en chondroïtine opgeheven kunnen worden.