Oost-indische kers is een wijd verspreide tuinplant. Oorspronkelijk komt zij uit Peru. In de 16de eeuw brachten de spanjaarden zaden van deze plant naar Europa. Zij werd al snel een geliefde klimplant voor tuin en balkon. De hele zomer lang ontvouwt zij haar gele, oranje en roodgetinte bloemen.
Reeds van oudsher behandelde men in Peru de meest uiteenlopende wonden (zelfs als ze ontstoken waren) met verse bladeren van de oost-indische kers. Ook werd het kruid toegepast bij long- en urineweginfekties.
Na de ontdekking van de antibiotica werden vele andere substanties betrokken bij de behandeling van infekties. Pas in 1952 kon de eeuwenlange waardering van de oost-indische kers als geneeskrachtige plant bevestigd worden. Men ontdekte, dat zeer vluchtige antibiotische substanties met een breed spektrum de belangrijkste werkzame stoffen waren en de afweerreakties van het lichaam stimuleerden.
Niet ten onrechte ziet men sindsdien de oost-indische kers als een plantaardig antibioticum, dat helpt bij infekties van nieren, blaas, urinewegen, bronchiën en ademwegen en bij griep.