Moederkruid (tanacetum parthenium) stamt uit Klein Azië en werd reeds in de middeleeuwen gebruikt voor de behandeling van vrouwenziekten. De griekse arts Dioskuridis en ook Paracelsus (begin 16de eeuw) pasten moederkruid toe bij de behandeling van koortsaanvallen. Waarschijnlijk wordt moederkruid daarom in het engels nog steeds "feverfew" (fever = koorts en few = weinig) genoemd.
Nieuwe studies hebben echter uitgewezen, dat moederkruid een nog veel beter resultaat oplevert bij de behandeling van migraine. Migraine hoort in Midden-Europa tot de meest gediagnostiseerde ziektebeelden. De oorzaken zijn tot op heden nog steeds niet volledig duidelijk. Men neemt aan, dat er een verband bestaat tussen migraine en bepaalde informatiegeleiders, zoals serotonine, die de doorbloeding van de hersenen doen veranderen. Daarbij worden de bloedvaten in de hersenen eerst vernauwd en aansluitend abnormaal verwijd. Hierdoor ontstaan de felle pijnen die kenmerkend zijn voor migraine.
De bestanddelen van moederkruid, vooral de belangrijkste werkzame stof parthenolide, verhinderen dat de geleider serotonine vrijkomt in de hersenen en daar een migraineaanval veroorzaakt. Onderzoekingen in Groot-Brittannïe hebben aangetoond, dat bij 72% van de patiënten die gedurende twee tot vier maanden geregeld moederkruid innamen, de migraineaanvallen aanmerkelijk teruggedrongen werden. En als er al pijn optrad, was deze beduidend minder sterk en sporadischer.
Moederkruid dient over een periode van minstens vier maanden, maar liefts nog voortdurend, ingenomen te worden.